Voor zijn eerste solo-voorstelling Motel kreeg Thomas Acda (52) lovende kritieken en ook het gelijknamige album stond op de vierde plek op iTunes. De Amsterdammer is tevreden, maar blijft competitief.
Allereerst: dankzij Mokum Magazine is je Wikipedia-pagina aangepast: je bent nu ook op de online encyclopedie officieel een Amsterdammer!
‘Goed zo – en hartelijk dank daarvoor! Een tijdlang was er inderdaad iemand die mijn geboorteplaats op Wikipedia consequent aanpaste van Amsterdam naar De Rijp. Sinds mijn vorige interview met Mokum Magazine, waarin ik duidelijk heb gemaakt dat ik toch écht een geboren Amsterdammer ben, is die persoon ermee opgehouden. Niet dat ik er wakker van lag, trouwens. Officieel ben ik geboren en opgegroeid in Nieuwendam, wat lange tijd niet eens bij Amsterdam hoorde.’
Op welk compliment hoop je als je een heel nieuw album af hebt?
‘Ik ben sowieso al heel blij dat de theatervoorstelling zulke goede recensies heeft gekregen. Acda solo en met de billen bloot: het had ook gekund dat ze hadden opgeschreven dat ik er in mijn eentje niks van bak. Ook dat had ik trouwens niet erg gevonden, hoor. Ik ben echt niet zo’n type dat meteen een venijnige tegenreactie geeft, of op hoge poten de recensent belt. Wel is het een keer voorgekomen dat we al 75.000 exemplaren van een album hadden verkocht en een recensent van het Noord-Hollands Dagblad het alsnog nodig vond om alleen maar haat tentoon te spreiden. Waarschijnlijk zat ik ooit bij die man op school en heb ik destijds zijn vriendin afgepikt!’
Ben jij op je 52ste nog zo competitief dat je het liefst een nummer 1 hit in de Top 40 zou scoren?
‘Mijn album stond op de vierde plek op iTunes en dat vond ik al heel stoer. Competitief ben ik zeker, maar steeds meer toegespitst op de dingen die ertoe doen. Met spelletjes kan ik heel goed tegen mijn verlies, maar wat werk betreft moet alles perfect zijn. Een nummer één hit is nooit mijn ultieme doel, al zal ik nooit vergeten dat Niet of Nooit Geweest op de tweede plek stond. Waarop mijn vader de ijzersterke en relativerende grap maakte: ‘en wie stond er op 1 eigenlijk?’’
Hoe bevalt het om als solo artiest door het land te trekken?
‘Toevallig heb ik laatst via Netflix het afscheidsconcert van Acda & De Munnik terug zitten kijken. Ik moet zeggen: we waren vrij goed in vorm die avond. Het was muzikaal, het was apart en ik was er tevreden over. Of de rol van solo artiest me op het lijf is geschreven? Ik denk het wel. Toch was het met Paul symbiotischer. We waren een team, ik had rugdekking en we deden niets waar we geen zin in hadden of live niet waar konden maken. Ik weet alleen niet of we weer zo goed zouden worden als we ooit waren. Het spel is doorbroken, het is voorbij en we gaan verder.’
Je hebt een liedje gemaakt over social media. Is dat autobiografisch?
‘Het is meer een beschouwing van deze tijd, waarin iedereen denkt dat het heel belangrijk is wat hij doet of vindt. Enerzijds doe ik eraan mee en vind ik het ongelooflijk lief en zoet als een wat oudere vrouw een foto post van haar hond, maar anderzijds moet er dan altijd weer zo’n gluiperd uit een klein kutdorp eronder kalken dat ‘ie die hond lelijk vindt. Val dood, man, who the fuck cares wat jij vindt? Dat moet echt een keer afgelopen zijn.’
Interview Martijn van Stuyvenberg Foto Bob Bronshoff