Neem er een roseetje bij, doe deze hysterische test en check op welk Meilandje jij het meest lijkt: Erica, Martien of toch Maxime?!
1 Hoe stressbestendig ben je?
A Nou, jou maken ze de pis echt niet lauw.
B Niet. Bij het minste of geringste denk je al dat je doodgaat.
C Niet echt. En als je ergens last van krijgt, ga je naar de dokter. Die man heeft er immers voor gestudeerd.
2 Hoe zijn jouw kookkunsten?
A Meer dan appels schillen hoef je van jou niet te verwachten.
B Je kan beter bakken dan koken.
C Als jij iets opdient, gaan mensen gillen: zó mooi ziet het eruit!
3 De accu van de grasmaaier is leeg. Wie fixt ‘m?
A Jij, natuurlijk!
B Nou, je assisteert wel even…
C Oh nee, daar heb je toch garages voor? En zit er geen garantie op?!
4 Stel: je gaat lekker op vakantie. Lig jij als eerste aan het zwembad?
A ‘Nee, eerst even op je gemakje je koffer uitpakken.’
B ‘Jaaaaaaa!’
C ‘Moet je luisteren, mag je ook eerst even op je gemakje de drankkaart van het hotel bekijken?’
5 Wat roep jij als iemand je lavendelstruik aan flarden rijdt?
A ‘Joh, dan halen we zo toch weer even een nieuwe?’
B Niets! Je lacht erbij en je kijkt ernaar.
C Je foetert: ‘Niet door die lavendel! Wat een verspilling van geld weer dit. Wat een gezeik!’
6 Wie rijdt er meestal bij jou thuis?
A Jij! En een beetje gas erop, graag.
B Nee, je zit zelden achter het stuur.
C Je hebt wel een rijbewijs, maar je vindt het veel gezelliger om ernaast te zitten en uit het raam te kijken.
7 Ben jij een beetje zakelijk?
A Ab-so-luut! Tot achter de komma weet jij hoeveel geld er binnenkomt. En nog belangrijker: wat er allemaal uitvliegt.
B Redelijk, maar het is vooral gokken en nattevingerwerk.
C ‘Nee, al sla je me dood!’ Je hoort het wel wanneer je je zorgen moet gaan maken.
8 Je besluit om een vreemde taal te leren. Gaat dat je een beetje makkelijk af?
A Ja hoor, je redt je al heel snel.
B Je kan het wel verstaan, maar een vloeiende zin uitspreken duurt nog wel effe.
C Met wapperende handen en wat Nederlandse woordjes er tussendoor gaat het prima!
9 Wie twijfelt er nooit over een wijntje, zelfs niet in een middagpauze?
A Jij hoeft geen pauze, want je bent lekker aan het werk en je heb trouwens ook helemaal geen zin in eten of drinken.
B Je lust altijd wel iets te eten, maar je hoeft er niet altijd een wijntje bij.
C ‘Ach, doe toch niet zo raar, daar twijfel je toch niet over?’
10 Er moet een kerstcadeau gekocht worden. Wat koop je?
A Iets kleins, want er moet een beetje bezuinigd worden dit jaar.
B Als het écht leuk is, dan let je niet op de prijs en koop je iets wat altijd wel van pas komt.
C Nee, je moet juist flink uitpakken, want er staat een grote boom thuis, dus daar moeten héél veel cadeaus onder. En je koop natuurlijk ook iets voor jezelf!
DE UITSLAG!
Het vaakst A? You rock! Erica it is!
Het vaakst B? Aaaaaah, je bent een beetje zoals Maxime.
Het vaakst C? Meid, wat ééénig! Jij lijkt het meest op Martien.
meilandje Meilandje
Tekst Martijn van Stuyvenberg/Robert Plat Foto’s Talpa