Er bestaat geen ranglijst, maar anders zouden Amsterdammers ongetwijfeld wereldkampioen zaniken zijn. Zeuren doen we over álles wat ons niet bevalt. Buiten coronatijd mopperen we dat de drukte in de stad ‘niet te doen is’ en ‘dat het hier geen Venetië mot worden’. Ook de rolkoffer heeft een vaste ergernis plek in de klaag top-3 van de Amsterdammer opgeëist. Daarnaast wordt er veelvuldig gemekkerd over de burgemeester, over GroenLinks (om er vervolgens tóch weer op te stemmen) en alle krankzinnige beperkingen die ons worden opgelegd vanuit de Stopera. Op microniveau zemelen we over geluidsoverlast, over vuilniszakken die te vroeg worden buitengezet en over fout geparkeerde Felyx-scooters. We drammen over teveel overvliegende vliegtuigen, over terrassen voor je deur, losse stoeptegels, straatdealers, plantenbak-pissers, overlast op het water en zo kan ik nog uren doorgaan. ‘Ga dan in een hutje op de hei wonen als het je hier niet bevalt’, wordt er dan dikwijls geroepen. Maar zelfs dan zou de Amsterdammer zich onmiddellijk beklagen over de strontlucht.
Lees ook: Het Vondelpark huilt
En tóch neemt diezelfde Amsterdammer glunderend van trots de complimenten in ontvangst nadat hij de buren op zijn vakantieadres heeft verteld dat hij uit de stad van ‘Ajax’ en ‘Johan Croeff’ komt. Is alles vergeven en vergeten. ’Ach ja, ik zou ook nergens anders willen wonen’, zegt ‘ie dan relativerend. ‘Mij motten ze tussen zes plankies de stad uitdragen.’ En dan zal er vast wel weer iemand zijn die de gemeente belt over het feit dat al die begrafenisstoeten op de grachten voor zoveel oponthoud zorgen!
Martijn van Stuyvenberg
Hoofdredacteur Mokum Magazine