In het boek Kouwe Kermis, het scherpzinnige en humoristische vervolg op Vrolijk Verval, verhaalt Hedy d’Ancona op eerlijke en relativerende wijze over de keerzijde van ouder worden.
‘Wat doen we met moeder met de feestdagen?’ is misschien wel het meest hilarische en herkenbare hoofdstuk in Hedy’s boek, dat de naam Kouwe Kermis draagt. Inmiddels heeft ze de leeftijd bereikt waarop zijzelf het onderwerp van dit voor velen jaarlijkse vraagstuk rondom de feestdagen is geworden. Over haar eigen kinderen schrijft ze: ‘ik zie mijn bezorgde schatten al in hun agenda’s loeren en roepen: ‘Als jij de Eerste Dag doet…’ En ik hoor in gedachten ook al dat die Eerste niet zo goed uitkomt. Bij niemand eigenlijk. De Tweede zou prima zijn, voor alle partijen. Maar daar is er maar eentje van. Als mijn fantasie echt met me op de loop gaat, wordt er ten slotte om mij gedobbeld.’ In haar prachtige woning aan de Amstel grinnikt Hedy met ons mee als we haar bij aanvang van het gesprek vragen wat er dit jaar met moeder gebeurt met de feestdagen. Haar antwoord: ‘Precies wat er in het boekje staat, ik doe er niet aan. Moeder kan zichzelf ontzettend goed verwennen door alleen al níet te hoeven nadenken over vragen als ‘wat zal ik eens eten?’, ‘kan ik het wel aan om zo’n ingewikkeld gerecht te bereiden?’ en ‘wie moeten er aan tafel zitten?’.
Schets eens een beeld van Hedy d’Ancona met de kerstdagen.
‘Nou, dan zit ik gewoon thuis. Beslist niet eenzaam of zielig, want ik verveel me geen moment. Ik heb altijd wat te doen. Nee, ik ga natuurlijk niet het trappenhuis soppen, maar ik luister bijvoorbeeld naar muziek, of ik lees een boek, of ik geniet van het uitzicht over de Amstel op de plek waar ik al vijftig jaar woon.’
We kennen je vooral als politica, maar als we je boeken Vrolijk Verval en Kouwe Kermis lezen denken we alleen maar: is hier niet een heel groot cabaretière aan onze neus voorbij gegaan?
‘Inderdaad is dat aan je voorbij getrokken, want tijdens een groot deel van mijn studie aan de Amsterdamse universiteit in de jaren 60 en 70 heb ik mijn geld verdiend als cabaretière. Dat heb ik met heel veel plezier gedaan. Nadat ik was afgestudeerd heb ik nog een tijdje bij de VARA televisie gewerkt. In dat tv-programma zat een serietje met vast cabaret met onder meer Guus Oster, Conny Stuart en Adèle Bloemendaal. Zij waren zó goed, dat ik meteen besloot om mijn eigen ambities in die richting niet te continueren. Zonder spijt, overigens. Ik heb veel van die periode geleerd en het was ook niet voor niks. Als ik later toespraken hield, was het wel zo prettig dat ik niet al na twee regels tegen gapende mensen aankeek.’
Heb je je weleens serieuzer, zakelijker of anders moeten voordoen dan je eigenlijk bent?
‘Nee. Ik word nog vaak gevraagd om mensen die de politiek in willen te adviseren of coachen, maar ik zeg altijd: blijf zo dicht mogelijk bij jezelf en speel geen rol. Probeer datgene wat je te melden hebt vanuit je eigen passie en bewogenheid te doen en schaf jezelf zeker geen andere stemmetje of een andere manier van doen aan.’
Welke politici van nú vind jij heel erg zichzelf?
‘Het is niet mijn partij en ik ben het absoluut niet met haar eens, maar Caroline van der Plas is een heel goede spreekster. Datzelfde geldt ook voor Attje Kuiken. Zij ziet er niet alleen goed uit, maar ze is ook zichzelf en ze heeft ook een manier van benaderen die zo lekker gewoon is.’
Terug naar je boek Kouwe Kermis, dat ongetwijfeld zeer herkenbaar zal zijn voor ouderen. Wanneer dacht jij bij jezelf: ‘verrek, ik begin wat ouder te worden?’
‘Mijn vijftigste verjaardag vond ik wel een moeilijk moment. Ik dacht: dit is een mijlpaal die ik niet echt omarm. Alsof ik wat mijn leeftijd betrof naar een ander territorium ging. Wel heb ik toen een groot feest gegeven om het te markeren. Daarna vond ik het alleen maar leuker worden om ouder te zijn. Zestig worden vond ik helemaal niet erg. En laten we eerlijk zijn: het is natuurlijk gezeur dat je niet oud wilt worden, want het alternatief is jong doodgaan. Fysiek ouder worden ging trouwens heel geleidelijk bij mij, maar dat was een kwestie van alle makkes die erbij horen accepteren en de lat minder hoog leggen.’
Weemoedig, nostalgisch, dankbaar, rot, of juist leuk: wat is 85 voor een leeftijd qua gemoedstoestand?
‘Ach, je bent blijven in- en uitademen. Ik vind het raar als mensen mijn leeftijd noemen als ik moet optreden, of wanneer ik ergens te gast ben. Laatst zei Sophie Hilbrand maar liefst drie keer dat ik ‘al 85’ ben. En het is ook weleens voorgekomen dat mensen een applaus geven als ze horen dat ik ‘al 85’ ben. Het behalen van een leeftijd is geen prestatie waarvoor je jezelf op de borst hoeft te kloppen. Wel ervaar ik het natuurlijk als iets positiefs en als een geschenk dat ik er nog ben. Maar als ik morgen doodga, vind ik het beslist geen oneerlijke situatie, ofzo.’
Als we je heel erg zouden pesten, moeten we vragen hoe je in je vel zit, toch?
‘Oh, vreselijk! Of, nog erger: alles goed?’
Je leeftijdsgenoten zeggen dikwijls: ‘iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn…’
‘Daar ben ik het niet mee eens. Dan vind ik de uitdrukking van mijn overleden man Aat (Veldhoen, red.) relevanter: ‘dood zijn is niet erg, doodgáán lijkt me heel eng’. Wel vind ik dat de beeldvorming over ouderen vaak heel beroerd is. Ouderdom staat in Nederland gelijk met ‘kwetsbaar’ en ‘eenzaam’. Het is vrijwel ondenkbaar in dit land dat oudere mensen nog in de publieke sfeer voorkomen. Oudgedienden zie ik nauwelijks aanschuiven bij de vele talkshows die we hebben. ‘De zachte uitsluiting’, noem ik het weleens. In de Verenigde Staten is Nancy Pelosi (82, red.) de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden en de bijna 80-jarige Joe Biden is de president. Het is vrijwel ondenkbaar dat zoiets in dit poppenlandje voorkomt. Niet dat ik ervoor pleit dat iedereen aan zijn of haar pluche moet blijven kluisteren, maar die zachte uitsluiting van een steeds groter wordend deel van de samenleving vind ik niet oké. Mits ze iets te melden hebben natuurlijk en het geen oude zeurpieten die de beste stuurlui aan wal zijn geworden, haha.’
Jeuken je handen als je ziet hoe het er momenteel in de politiek aan toegaat?
‘Niet om het een en ander uit handen te willen nemen van de mensen die er nu zitten, maar mijn handen jeuken soms van verontwaardiging. Nog altijd word ik gedreven door onrechtvaardigheid, of het wantrouwen tegen mensen die van elders komen. Of de steeds schever wordende verdeling in onze samenleving, waardoor een kwart van onze kinderen in armoede opgroeit. Dat is toch schandalig? Precies om die redenen breng ik nog weleens wat naar buiten, of doe ik mee aan demonstraties.’
Sommige mensen zeggen: vroeger was ik heel links, nu ben ik wat conservatiever geworden. Heb jij weleens een politieke ommezwaai gevoeld?
‘Nee, nooit. Integendeel, zelfs: hoe ouder ik word, hoe meer oog ik heb voor de onrechtvaardigheid in de wereld. Om een voorbeeld te noemen: ik vind het hartverscheurend als ik de verhalen lees van mensen die door anderen worden uitgebuit. Ik was de eerste die een handtekening zette tegen de extreme vrouwenonderdrukking in Iran, in de hoop dat ze daar misschien te weten komen dat er in andere landen grote groepen mensen zijn die met hen meeleven en bewonderen. Kalmer word ik dus zeker niet, laat staan rechtser of conservatiever.’
Waarom ben jij nooit burgemeester van Amsterdam geworden?
‘Toen ik minister was, heeft zich de situatie voorgedaan dat mijn naam werd genoemd. Ik heb toen in de krant laten zetten dat ik het absoluut niet wilde. Het hebben van zo’n verantwoordelijke baan in zo’n grote stad waarin je nooit álles onder controle hebt vond ik destijds een te groot risico. Ik durfde het niet aan, maar ik was wel gevleid dat mijn naam werd genoemd.’
In hoeverre is de stad Amsterdam veranderd als je kijkt naar lang vervlogen tijden?
‘Vooropgesteld dat ik nog steeds kan genieten van Amsterdam, zie ik wel dat het kapitalisme heeft toegegrepen. Vroeger was het veel eenvoudiger voor mensen met een gewone portemonnee om in deze stad in een huurwoning terecht te komen. Daarnaast is Amsterdam een sprookjespark geworden. En volgens mij zit niemand te wachten op al die toeristen die met een vliegticket van 49 euro hier naartoe komen om bier te drinken en te blowen zonder zelfs van een B&B gebruik te maken. En dan die steeds massalere files op de Wallen: walgelijk! Alsof ze naar beesten lopen te kijken.’
‘Ik ga wel dood maar voorlopig niet’ schrijf je in je boek. Wat wil je later worden als je groot bent?
‘Als je zo oud bent, is de horizon heel beperkt. Verre gezichten blijven achterwege. Dat past eerlijk gezegd goed bij mijn carpe diem-achtige karakter. Ook toen ik jonger was, was ik niet zo heel erg ambitieus. Meestal werd ik gevraagd voor dingen en vervolgens heb ik weinig ‘nee’ gezegd, dat dan weer wel. Waarschijnlijk ga ik na Vrolijk Verval en Kouwe Kermis binnenkort beginnen aan boek nummer 3. Want ik ken mezelf: ik kan mijn mond niet houden!’
Interview Martijn van Stuyvenberg Foto’s Koen van Assema