‘Rul gehackt’ stond er op het pakje. Hier was sprake van een experiment. Mijn kinderen aten al lang kunstvlees, iets wat ik met argusogen volgde. Het scheen ze goed te smaken, ook mijn achterkleindochter van vijf jaar at bij haar opa (mijn zoon), haar bordje broccoli, gebakken aardappelen en rul gehackt smakelijk leeg. Ik begon in mijn hoofd nu ook maar eens ruimte te maken om met rul gehackt te beginnen.
Maar mijn zoon had het ook al over vegetarische schnitzels en dergelijke. Het werd mij steeds duidelijker: wanneer ik als oude bes met mijn tijd mee wilde gaan, dan moest ik toch eens een keer bakzeil halen. Ik wilde niet achterblijven bij mijn voorkeur als voormalig hongerwinter-oorlogskind met intense liefde voor draadjesvlees.
‘Hup Berk’, moedigde ik mijzelf aan, ‘doe nou eens mee met je kinderen. Ga mee met je tijd. Red de planeet!’ Dus toen mijn zorgzoon mijn boodschappenlijstje voor het weekend kwam halen, had ik er zonder gezeur tussen de pindakaas en de chocoladehagelslag ook rul gehackt bij geschreven.
Lees ook: De Hondsdagen
‘Zozo’, zei mijn zoon. ‘Ben je om?’ ‘Ik ga het maar eens proberen’, zei ik timide. Verdere discussie ging ik laf uit de weg. Stel je voor dat het zou tegenvallen. Dan moest ik op mijn schreden terug naar de schouderkarbonade.
Maar nadat ik in verwarring ketjap in de koekenpan schonk, in plaats van de olijfolie om mijn gehackt bruin te bakken en ik de ketjap had opgedweild met de keukenrol, ging alles goed. Het was een fluitje van een cent, rul gehackt is in 4 minuten klaar. Ik at er een stevige portie witlof bij en ja, de smaak was oké.
En op mijn verjaardag vraag ik nog wel een keer draadjesvlees. Om de overgang naar rul gehackt dragelijk te maken, at ik er tussendoor maar een nieuwe haring bij. Maar lieve lezer, u ziet dat ik de transitie serieus neem. Via het rul gehackt kom ik ook nog wel terecht bij de vega schnitzel.