Sinds ik alleen leef, is het oude kooktalent verdwenen. Vroeger kookte ik de hele boel bij elkaar, vijf kinderen, acht kleinkinderen, vrienden en kennissen, aan de kleinste maat ronde vergadertafel schoof iedereen gezellig aan. Ik had een makkelijke hand van koken, ze vonden het lekker want ze kwamen graag en aten alles op. Toen ik dan voorgoed alleen leefde, dacht ik eerst: ‘Dan ga ik nu allemaal lekkere dingen voor mijzelf klaarmaken. Kleine lekkere dingetjes.’ Nu dames en heren, dat viel tegen.

Nadat ik een beetje gedachteloos een gulle hand kerrie in het deeg voor de appeltaart had gestrooid, zei ik glashard tegen iedereen die mijn eigen baksel proefde en een raar gezicht trok: ‘Dat is een nieuw recept. Heb ik zelf bedacht!’ Daarna was het hek van de dam. Ik ging steeds excentriekere happen voor mijzelf klaarmaken. Men begon mijn uitnodigingen mee te eten, te mijden. Het dieptepunt werd bereikt, toen ik snijboontjes met slagroom klaarmaakte. Ik ben dol op snijboontjes. En ook dol op slagroom. ‘Je slaat dóór’, riep mijn dochter. ‘Je wordt een beetje ráár.’

Lees ook: Beroofd

Nu luister ik altijd naar mijn dochter, dus ik besloot het roer te wenden. Want ik wil wel heel oud worden. Maar niet ráár. ‘Ik kom volgende week een paar dagen bij je logeren. En dan kook ik.’ Ik zuchtte tevreden. Het was een heerlijke week, want koken kan mijn dochter.

En nu vraag ik al mijn kinderen om de beurt een weekje te koken. Ik eet tegenwoordig heerlijk en afwisselend. En om de vijf weken neem ik ze mee naar de Chinees, als beloning.
(Dit is dus een sprookje van een beetje typische oude vrouw!)

Marjan Berk