Een tijdje geleden at ik met André Hazes in mijn favoriete Italiaanse restaurant Cinema Paradiso. Zoals altijd werd ik de hele avond op z’n Italiaans in de watten gelegd. Na urenlang grappen, grollen en schuine moppen tappen namen we afscheid en rolde ik over de Westerstraat, nagenietend van een onvergetelijke avond. Wat is de Jordaan toch mooi na één of twee sgroppino’s (het kunnen er ook meer zijn geweest, trouwens). Ik nam me voor om mezelf in het nieuwe jaar wat vaker te trakteren op een avondje in de restaurants waar ik me altijd welkom voel en geniet. Ik eet liever niet in al die culinaire hotspots waar je een godsvermogen betaalt voor drie in schuim drijvende glanzende konijnenkeutels op een veel te groot diep bord. Zo’n zelfbenoemde place-to-be waar je wordt weggekeken omdat de volgende shift al voor de deur staat te trappelen. Noem mij maar een eenvoudige boerenlul, maar mij doe je een groot plezier als je me meeneemt naar Bojo, Nyonya, Cannibale Royale, Genki, Bangkok, Loetje, Kantjil & de Tijger, Tempura, of Ramen-Ya. En Cinema Paradiso, natuurlijk. Zal ik er nog een schepje bovenop doen? Zelfs Humphrey’s en de Pasta Factory naast Pathé de Munt behoren op zijn tijd tot mijn guilty pleasures. En de lekkerste pizza van Amsterdam komt echt niet uit de houtovens van die welbekende pretentieuze wereldverbeteraars, maar die eet je gewoon op het Thorbeckeplein bij Isola Bella. Maar ook dat is een kwestie van smaak.
Het jaar is nog maar amper vijf dagen oud als Het Parool één van mijn favoriete restaurants ‘bedroevend’ noemt. Ik lees een verhaal van een culinair recensent, die op zijn eigen website in zijn biografie van 3 regels vermeldt dat hij ‘klinische psychologie’ heeft gestudeerd en ‘twintig jaar lang in overwegend Italiaanse horeca heeft gewerkt’. Nee, dan heb je verstand van zaken en recht van spreken! Bij zijn opmerkelijke aanstelling gaf hij aan dat hij alleen maar hoopt dat hij net zo streng als Johannes van Dam en net zo fair als Hiske Versprille te werk kan gaan. Jezelf vergelijken met je beroemde voorgangers is overigens nooit een aanbeveling. Deze narcist, die zichzelf ‘uw recensent’ noemt, schrijft in zijn intro dat hij ‘zelden slechter at dan bij Cinema Paradiso’. Toch geeft hij een 4,5 als hoogstwaarschijnlijk mild bedoeld eindcijfer dat verder nergens op is gebaseerd. ‘Als je zelden slechter gegeten hebt, dan geef je toch een 1 als je een grote jongen bent?’, mompel ik als fan van het restaurant dat op Iens een 9,2 krijgt, een 8,8 op Facebook scoort, een ruime 8 op Tripadvisor krijgt en op Quandoo een 8,5 ontvangt. En nee, die hoge cijfers krijg je echt niet door het trollenleger van Dotan op te jutten om een beoordeling achter te laten. 

‘Laster en smaad schurken tegenwoordig dicht tegen de vrijheid van meningsuiting aan’

 

Mijnheer de recensent begint zijn relaas met een sfeerbeschrijving. Het decor waar ik me zo in thuisvoel noemt hij minachtend ‘een nachtclub van Odessa of Baltimore’ en hij voegt eraan toe dat je dit soort zaken niet zo snel in Italië zou vinden. Kennelijk moet elk gedegen Italiaans restaurant er volgens zijn maatstaven uitzien als een onooglijke (lees: authentieke) plek met rood-wit geblokte tafellakens waar de lege wijnkarafjes aan het plafond hangen. Als de ober hem een ciabatta serveert en het meneer niet zint dat hij er olijfolie en balsamico overheen giet, wil hij – zonder dit verder te motiveren – eigenlijk al opstaan om elders te gaan eten. De enige smaak die hij op de bewuste avond te pakken krijgt, is het zout leggen op alle gefrituurde calamari e gamberi die aan zijn verwende neus voorbijkomen. Zijn glas Vermentino en Verdicchio noemt hij ‘bulkwijn’. Volgens wijnjournalist Harold Hamersma is dat goedkope wijn die in koelcontainers het land binnen wordt gebracht om vervolgens hier gebotteld en geserveerd te worden. Pertinent en aantoonbaar onjuist, weet ik uit ervaring en dus eigenlijk gewoon laster en smaad die tegenwoordig dicht tegen de ‘vrijheid van meningsuiting’ aanschurken. Verder zie ik alleen maar bizarre en ongefundeerde Jip en Janneke-achtige formuleringen staan als ‘ongekende viesheid’, ‘mondgevoel’ en ‘niet opdrinken is aantrekkelijker dan wél’. Hij schrijft zelfs dat ‘het kan gebeuren’ dat een kok niet oplet bij het braden. Wat een aandoenlijke vergevingsgezindheid van één man, die met één mening in één slecht onderbouwd artikel de gehele Amsterdamse bevolking denkt te kunnen behoeden voor een avondje lekker en betaalbaar dineren. Ik merk dat het me kwaad maakt. Niets, maar dan ook werkelijk níets schijnt er te kloppen van het restaurant waar ik zo graag en regelmatig kom. Als de ober hem vraagt of alles in orde is, knikt hij. In mijn ogen ben je dan niet alleen een lafbek, maar journalistiek gezien diskwalificeer je jezelf. Immers: je laat een schitterende kans op een weerwoord en een aantal quotes liggen. Ongetwijfeld zal het verweer luiden dat het niet nodig is in recensies om een restaurant de kans te bieden om zich te revancheren, of in te gaan op zijn kritiek.
In 2017 zat ik tijdens een concert van De Toppers naast een journalist – eveneens van Het Parool – die eigenlijk politiek verslaggever bleek te zijn. Terwijl hij driftig aantekeningen maakte, las ik met een schuin oog mee dat hij de formule ‘wat sleets’ noemde, Jan Smit ‘houterig’ vond en klaagde over ‘de slechte akoestiek die niemand wat scheen te deren, omdat het publiek al jarenlang zou krijgen wat het wil: één grote karaokeshow’. Toen hij zijn versleten laptop uit het jaar kruik triomfantelijk dichtklapte en ik naast me keek, zag ik hem samen met zijn fotografe staan te zingen (vals), dansen (uit de maat) én zwaaien (ongelijk met de rest van de Johan Cruijff ArenA). Gerard Cox zei ooit eens tegen Ischa Meijer: ‘als er in De Volkskrant staat dat een film klote is, ga er dan zo snel mogelijk naartoe.’ Kennelijk geldt dat anno 2019 nog steeds, maar nu ook voor het proefwerk in Het Parool…

XXX
Martijn van Stuyvenberg

Hoofdredacteur Mokum Magazine