Mijn grootmoeder werd geboren in 1881 in Rotterdam. Haar vader had een bloeiende keermakerij in de Oude Hoogstraat. Oma was de jongste, met drie broers en wist de voordelen van de jongens flink uit te buiten. De jonge heren gingen uit met meisjes en mijn grootmoeder fungeerde dan als chaperonne, waardoor de jongens hun meisje ook meekregen voor een bal of andere feestelijke gelegenheid. Mijn oma kweet zich graag van deze taak, maar niet voor niks. Voor een paar mooie glacé handschoenen ging ze graag mee. Het gevolg was, dat haar balboekje altijd dubbel gevuld was.

En dankzij mijn grootmoeder heb ik al die negentiende eeuwse dansen nog geleerd: de polka en de galop hadden geen geheimen voor mij. En dan heb ik het nog niet over de Weense wals. En ook de Washington Post heeft ze me nog grondig geleerd. Ik doe ze nog weleens voor aan mijn kleindochters, wiens moderne gehop weinig meer te maken heeft met de dansen uit haar jongemeisjestijd: die was vrolijk, mede door de drie oudere broers van mijn omaatje.

Lees ook: Waren we kinderlijk?

Tot er iets gebeurde wat die vrolijk tijd bedierf. Mijn overgrootvader ontdekte op de slaapkamer van zijn jongste zoon een uitgeknipte foto van een paar jongensogen. De herenliefde. Tja, dat kon mijn overopaatje met zijn goed bekende en beklante herenmodezaak niet hebben. Zodat zijn zoon razendsnel op de boot naar Amerika werd gezet, waar hij geen schade kon berokkenen aan de goede naam van zijn vader.

Deze oudoom heb ik als meisje nog leren kennen. Hij kwam graag, samen met zijn partner bij mijn moeder. Hij was inmiddels gelukkig met zijn man, de emancipatie was nog niet zo ver, maar zij hadden het samen goed. En deze vrolijke oom Jan staat op de cover van een van mijn boeken “Flip” met een vrolijke foto waarop hij lachend een Rotterdamse vooroorlogse straat oversteekt. Het voelt voor mij als een rehabilitatie van een leuke oom, die leefde in een tijd dat zijn geaardheid niet werd geaccepteerd. Per slot van rekening heb ik niet voor niets dertig jaar columns geschreven voor de Gaykrant.

Marjan Berk