We kwamen uit het bos van landgoed Den Treek bij Amersfoort, terug van een tocht langs boerderijen waar we probeerden een litertje melk te kopen bij de boeren. De oogst was mager, twee flessen, niet veel. Bij het oversteken van een sloot via een houten plank was ik een klomp verloren. Ik slofte moeizaam op die ene klomp en een dubbeldikke sok – en zo kwamen we de stad weer in. Maar wat was dat nu? In de Rubensstraat hingen vlaggen, wel vier rood-wit-blauwe vlaggen uit ramen gestoken. ‘De oorlog is afgelopen!’, riep een vrouw. Mijn moeder en ik wisten niet wat we hoorden. Maar aan het eind van de Rubensstraat bleek het een gerucht te zijn. De vlaggen werden weer binnengehaald. Zo kwamen we thuis in de Sint Ansfridusstraat. Marjan Berk
De buurvrouw kwam naar buiten. ‘Bij de Monnikendam wordt geschoten’, riep ze zenuwachtig. ‘Daar zitten moffen in het park!’ Mijn moeder en ik gingen naar binnen en zetten de radiodistributie (Draadomroep) aan. Alleen muziek. En toen: het nieuws. Ik weet niet meer precies wat er werd gezegd, maar er was sprake van overgave. Mijn moeder greep me beet. ‘Als dat waar is…’ Het wás waar. Een verwilderde, opgewonden tijd brak aan. Ik trok met mijn moeder en broertje naar de Koppelpoort. ‘Daar komen de bevrijders de stad in!’ Het was koud buiten. Ik had haastig witte sokken aangetrokken. We stonden daar… en wachtten…. wachtten…Mensen… kinderen… in de kou. ‘Daar zijn ze!!!’ Ja, waarachtig: grote legerwagens en ik geloof ook een tank, maar dat weet ik niet meer zeker.
Lees ook: Feest bij de musical Soldaat van Oranje!
Ik voelde plotseling iets heets tegen m’n been. Een grote hond tilde zijn poot op en pieste tegen mijn mooie witte sokken. Maar toen begonnen de mensen te juichen. Daar waren de bevrijders, op grote wagens kwamen ze door de Koppelpoort. Kinderen klommen er bovenop. Mensen gooiden bloemen naar de soldaten. Ik vergat mijn natte sokken, we waren werkelijk waar BEVRIJD! Er kwamen nu vrolijke dagen. Onderduikers kwamen boven water. Er klonk weer muziek, swingende muziek die we jaren niet hadden gehoord. Op een avond gaf mijn moeder een feest. Iedereen nam iets eetbaars mee, of iets te drinken. Ik zag de grote mensen zó vrolijk en lachend. Er waren ook een paar Canadese soldaten bij en er kwamen Joodse vrienden terug die lang ondergedoken hadden gezeten. Op een ogenblik begon een klein
Canadees mannetje, Davie, te zingen. Hij tapte erbij, iets wat ik me nog herinnerde van Shirley Temple. Sergeant Davie begon te zingen en hij werd bij onze piano door een vriend begeleid. Davie zong het nummer ‘Makin’ Whoopee’. Het waren een heleboel coupletten. Ik verstond er bijna niks van, maar de vrienden van mijn moeder moesten onbedaarlijk lachen. Er waren straatfeesten, het mooiste vuurwerk werd afgestoken door het Régiment de la Chaudière van de Frans-Canadezen en de ellendige oorlog was VOORBIJ! We waren VRIJ!