Vandaag een jaar geleden trokken de Russische tanks Oekraïne binnen. Het begin van een oorlog, die nog steeds voortduurt. En zonder enige overgang meld ik de lezer dat Ajax in Berlijn heeft verloren. Dat is een van de meest verbijsterende dingen van deze tijd. Er woedt een oorlog, nauwelijks drie uur vliegen van ons bed. Maar ongeacht de hoeveelheid slachtoffers: de sportverslaggeving gaat altijd door.
Die oude oorlog is nog lang niet uit mijn lijf en hoofd verdwenen. Ieder jaar wanneer de lucht lenteachtig wordt, de zon meer kracht krijgt en de mensen zich beter voelen, dan komen – zo rond begin mei – nog steeds de oorlogsherinneringen uit hun holen. Ieder jaar weer een dagboek, verloren gewaande brieven uit die periode gunnen ons een blik in die afschuwelijke tijd, terwijl er nu alweer een vol jaar oorlog woedt. Met wéér nieuwe herinneringen, dagboeken, brievenboeken en verslagen van de oorlogsgruwelen op beeld. En ondanks de herinneringen, verse en oude, gaat het leven gewoon door. Voetballen, wielrennen, mensen boeken vakanties. En we doen boodschappen, want we moeten toch zeker ook eten!
Ik denk aan het eerste boek dat ik schreef, begin jaren tachtig, het Bezuinigings Kookboek, samen met Jeroen Krabbé. Onze beide families deden mee met het ophalen van de herinneringen en van de recepten van maaltijden die we in de oorlog aten. Lawaaisoep en nep nasi vulden onze pannen. De nep nasi kreeg zelfs een plekje in het literair kookboek van De Bijenkorf! Ons konijn Flap, een grote Vlaamse reus met een geknakt oor werd door mijn moeder geruild voor een onbekend konijn, want ze verwachtte veel verdriet bij mijn broertje en mij wanneer we onze eigen Flap voor Kerstmis op ons bord zouden vinden. Wij hadden honger. Toen het einde van de oorlog naderde, kwamen daar de voedselpakketten uit de lucht. Mijn moeder was zo verstandig ons ieder een eigen pakket te geven, met voor mij vreselijke gevolgen. De vette sausages, de grote plak Cadbury chocolade, het blikje gecondenseerde melk, dik en mierzoet. Mijn broer en ik zaten bij het open raam op de eerste verdieping en propten hongerig alles door elkaar naar binnen. Ik kon toen net op tijd mijn hoofd buiten het raam in de dakgoot buigen toen dit feestmaal in omgekeerde richting mijn magere, uitgehongerde kinderlijf verliet. Mijn herinnering aan dit alles komt weer boven wanneer ik de grote hoeveelheden mensen op de vlucht of schuilend voor de bommen op het nieuws zie. Ik herinner me ook nog het roggebrood, dat mijn moeder in de hongerwinter voor vijfendertig gulden kocht. Ze brak het in drie hompen en wij schrokten het – na drie dagen vasten – gulzig naar binnen. En het meest merkwaardige van deze herinneringen is dat, wanneer er sprake is van hongerige lange rijen vluchtelingen en oorlogsgeweld, deze beelden kakelvers in mijn herinneringskwab opdoemen. Want vergeten? Nee, dat zit er niet meer in.
Marjan Berk