De hervorming van Ajax eist geduld in een wereld waar niemand op elkaar wacht en tijd schaars is. Met de onnodige nederlaag bij een promovendus in Breda werd een nieuw hoofdstuk aan het zwartboek toegevoegd. Supporters verzuchtten massaal ‘Houdt het dan nooit op?’ om even later weer wat hoop te tanken uit de overwinning in Polen en een ticket voor de Europa League. Medeverantwoordelijke voor de malaise, Edwin van der Sar, zinspeelde er ooit op vertrokken te zijn op het moment dat Ajax veroordeeld zou zijn tot het deelnemen aan de Conference League; een lot dat de club dit seizoen ontloopt.

Hoewel het in de topsport snel kan gaan, lijkt Ajax seizoenen verwijderd van de status en reputatie van pakweg drie jaar geleden, toen Borussia Dortmund met Haaland thuis overtuigend werd weggezet. De 59 contractjaren die Sven Mislintat heeft uitgedeeld, hangen als molenstenen om de nek van de club en Alex Kroes. Zolang de cruciale transferinkomsten uitblijven, moet Francesco Farioli het doen met een gemankeerde selectie van ongewilde spelers. De hysterische Italiaan klapt ondertussen als een reïncarnatie van Marko Pantelić zijn handen kapot aan de zijlijn. Zijn fanatisme oogt aanstekelijk, terwijl iedereen weet dat onophoudelijk coachen tijdens de wedstrijd voor dovemansoren is.

De trainingen van Ajax waren ooit, aan de Middenweg, openbaar. Francesco zal je nooit structureel aan het werk zien. Rinus Michels, Johan Cruijff en Louis van Gaal kenden geen geheimen. Vóór Stadion De Meer kon je ze ‘in het wild’ aanschouwen. Prachtig zijn de beelden in de film Nummer 14 waarin de sterren zich tussen de supporters door en gepensioneerden groetend naar het trapveldje wurmen. Kaartjes kocht je toen bijvoorbeeld bij Harry Sacksioni in de Rijnstraat en zat je even krap bij kas: de stadions waren zo ‘lek als een mandje’. Zonder een toegangskaartje voetbal kijken was een hoofdstedelijke romantiek maar net als Knikkeren en Stoepen is dat Glippen uit het straatbeeld verdwenen. Zonder Bar en QR codes kom je tegenwoordig geen stadion meer in. Het oude Olympisch Stadion was een glipvrijplaats en van vele kanten penetreerbaar. In het midden door de suppoosten een gulden of een waardeloze Shell voetbalmunt in de handen te drukken. Aan de linkerkant kon je via de sluis over de Stadiongracht klauteren maar was je ervan afhankelijk of je langs het daaropvolgend hekwerk kwam.

Lees ook: Kroeskennis

Populairder waren daarom de bijvelden en het Frans Otten stadion op rechts. Legers aan jeugdige glippers waagden daar de vlucht naar de betonnen ‘Pisbak van (directeur Otto) Roffel’. Niet zelden onderschept door politiehonden en hun wrede baasjes die ons rustig een half uur in de sneeuw lieten zitten. Had je een grote bek, dan ging de broek uit of kreeg je rake klappen. Dat zou nu, net als glippen zelf, onmogelijk zijn en tot grote verontwaardiging leiden. Wist je deze hindernissen te slechten dan was je door de eerste barrière. Het stadion zelf was een makkie. Van de omwentelende trappen – die inmiddels zijn ontmanteld – naar de bovenste ring, was slechts één arm geopend. Via de gesloten kant kruiste je naar de open trap. De suppoosten riepen je weliswaar gefrustreerd na, maar je was al zo goed als binnen. Glippen was een sport op zich; de beloning was gratis Ajax, Oranje en FC Amsterdam zien. Iedere wedstrijddag was het prijs voor eigenlijk dezelfde groep tieners.

Het ploeterende Ajax heeft naast onvervalste kwaliteit een meesterplan nodig om zich naar nieuwe successen te voetballen. Alex Kroes is de Tom Poes die een list dient te verzinnen in deze vooralsnog uitzichtloze positie. Als hij inderdaad de man is waar de club zo naar heeft gesnakt, is het te hopen dat zijn keuzes ervoor gaan zorgen dat de club stiekem de Champions League binnenglipt.

Robert Leon
www.dutchfellow.wordpress.com