Er zijn plekken… landschappen… stranden… bossen… waar ik herinneringen heb liggen. Onuitwisbare herinneringen. Zo’n plek is de Lage Vuursche. Het is een bos, er woonde een prinses in een paleis achter een hek… die woont er nu ook weer, en een kabouter die Paulus heette. Een bos, waar ook een pannenkoekenhuis staat, waar Paulus de boskabouter in een holle boom schijnt te wonen.
Toen de kinderen klein waren, was dat bos een van de plekken waar we naar toe trokken. Eerst een lesje tafelmanieren, want in dat bos woont ook Mijnheer Etiquette, dus wanneer we een pannenkoek gingen eten: ‘Niet smekken, je mond afvegen wanneer je je limonade drinkt. En als de pannenkoek op is, gaan we in het bos zoeken naar Paulus.’
Lees ook: Berk doet het zittend
Voor mij is het één en al déjà vu en dat mijn zoon, die nu opa is, het sprookje van zijn kinderjaren met zijn kleindochter op dezelfde sprookjesplek nog een keer beleeft, is een wonder van de overlevering in families die de verhalen doorgeven. Opa geeft zijn tip door aan zijn kleinkind: ‘Wanneer je Paulus wilt zien, is het misschien het beste gewoon te roepen. Misschien wil hij voor jou wel uit zijn holle boom komen. Gewoon roepen!’
Nu ging de telefoon, het was mijn zoon. ‘Ik bel je uit de Lage Vuursche. We hebben zojuist een Reuze Pannenkoek gegeten, en goed opgelet dat we niet smekten met het oog op Mijnheer Etiquette, die hier nu in het pannenkoekenhuis woont. We zijn daar in het bos, we zien veel paddenstoelen, maar we hebben nog niet naar Paulus gezocht. En ik geloof dat de prinses hier nog in het bos woont.’
Ik hoor in de verte mijn achterkleindochter roepen: ‘Paulus!Paulus!’