Omdat ik van Michael Pilarczyk heb geleerd om meer momentjes voor mezelf in te lassen, nam ik – tussen een aantal fikse regenbuien door – plaats op het terras van De Kat in de Wijngaert. Ik zat tegenover twee corpulente tweelingbroers, die zó op elkaar leken dat ik blij was dat één van hen een bril met een heel dik montuur droeg. De heren waren druk met elkaar in gesprek en hadden niet eens door dat de kastelein hun lege glazen om de tien minuten omruilde voor een nieuw exemplaar.
Na een korte onderbreking, waarin beide heren een parmantige passante nakeken, richtte de niet-gebrilde broer zich tot mij. ‘Zeg, mag ik jou eens wat vragen?’ De guitige pretletter stelde een verrassende vraag. ‘Eet jij wel eens honing?’ Die vraag was een schot in de roos, want ik neem regelmatig een kopje gember- of muntthee met honing. Na deze bekentenis volgde de tweede vraag van zijn meesterlijke meertrapsraket. ‘Wat betaal je nou voor zo’n potje honing, als ik vragen mag?’
Lees ook: Yuppen wachtrij
Ik erkende dat ik vrijwel altijd die bloemenhoning uit zo’n knijpfles van de Albert Heijn aanschaf voor – ik meende – twee euro.’ Terwijl zijn broer van achter zijn dikke brillenglazen een flinke grijns inzette, sloeg zijn vertrouwde handlanger zijn ogen ten hemel. ‘Twee euro? Man, ik kan bij een bevriende imker een hele pót honing voor je regelen voor 2 euro!’ Begeerte en hebzucht namen bij mij de overhand. ‘Nou, uhm… graag!’ En toen volgde de inmiddels niet meer te ontwijken genadeklap. ‘Je mot er alleen wel een jaar op wachten, want hij heeft maar één bij!’ Een meerstemmige lachsalvo galmde over de Lindengracht. ‘Maar dat is bij-zaak!’, proestte het van links. ‘Maar wel eentje met een bij-smaak!’, hoestte het van rechts.
Zelden werd ik in de afgelopen tijd zó bij-zonder geniaal te grazen genomen. Toen de uitbater van het café mij vroeg of hij nog iets voor me kon inschenken, kon ik er niet meer van maken dan: ‘doe mij maar een kopje honing. Met muntthee!’
Martijn van Stuyvenberg
Hoofdredacteur Mokum Magazine