‘Hè verdomme, er staat een auto pal achter me.’ Op een piepklein parkeerplaatsje in Altafulla krijg ik de, in de hoofdstad flink aangewakkerde, zenuwen van de bestuurder achter mij. Twee keurige Spaanse dames in vrolijke zomerjurkjes vóór mij lijken in slow motion aanstalten te maken om weg te gaan en ik sta te wachten om mijn gehuurde Citroën op ‘hun’ plek te zetten. Het is acht uur ’s avonds en het is 26 graden, zie ik op mijn dashboard. Ik verwacht dat de nors kijkende automobilist elk moment kan gaan toeteren. Als regelmatig opgejutte en opgejaagde Amsterdammer met haast ben je immers niet anders gewend. Laden en lossen op één van de grachten zónder een kosteloos claxon concert achter je? Vergeet het maar!
Hier in Spanje gaat werkelijk álles anders. Of, liever gezegd: trager. ‘Haastige spoed, is zelden goed’, weten ze in het land dat mede bekend staat om de ‘mañana mañana’-mentaliteit. Opmerkelijk: we hebben in een maand tijd nog geen chagrijnige Spanjaard ontmoet. Of kijken we zelf anders naar de wereld om ons heen en zijn onze blikken verruimd waardoor mensen aardiger tegen ons zijn? De reactie van de ober van een restaurantje met een gigantisch terras in het dorp, aan wie wij vroegen of de omzet hier ook lager is dan de precariobelasting, was alleszeggend. ‘Ah, jullie komen zeker uit Amsterdam, of in elk geval uit Nederland?’ We zaten te eten voor de deur van een bewoonster, die thuiskwam en ons met een glimlach ‘goedenavond’ en ‘eet smakelijk’ wenste. In Amsterdam was de kans groot geweest dat zo iemand na een ‘verdomme ik kan er niet langs’ meteen handhaving had gebeld, waardoor er waarschijnlijk al snel een einde zou worden gemaakt aan het terras en de daarmee gepaard gaande gemoedelijke sfeer in heet idyllische steegje…
Lees ook: De familie Lampenkatoen
Ondertussen staan de dames op de parkeerplaats nog steeds te kletsen. Achter mij wordt er nog steeds niet getoeterd, maar de man stapt nu wel uit zijn auto. ‘Zie je, daar heb je het gelazer al. Nu gaat ‘ie waarschijnlijk helemaal uit zijn plaat.’ Ik doe mijn raampje naar beneden en de look-a-like van operazanger José Carreras staat nu naast me. Omdat we een Spaanse nummerplaat hebben, spreekt hij me aan in zijn moederstaal. Met dank aan Duolingo begrijp ik wat hij bedoelt. En nee, nog steeds geen overtogen woord. In Amsterdam hoor je voortdurend ‘ga aan de kant, klootzak/lul/debiel’ op straat, maar van deze man vang ik woordjes op als ‘carro’ (auto) en ‘a la izquierda’ (links). Of ik mijn auto misschien ietsje naar links kon zetten, want dan kon hij er langs. ‘Gracias!’, roept hij vriendelijk. Hij neemt weer plaats achter zijn stuur, ik zet de auto iets naar links, de dames staan nog steeds te kwekken en de man rijdt met zijn duim omhoog langs mij. Geen gescheld, geen getoeter, geen piepende optrekkende bandjes, want we zijn nu eenmaal in het landje van het niks-aan-het-handje.
Martijn van Stuyvenberg
Hoofdredacteur Mokum Magazine