Ik was zenuwachtig. Het was de eerste keer na de periode van corona, waarin alles in ons leven veranderd was, dat ik weer eens een lezing mocht houden. Het thema van deze boekenweek, “Familie”, had tot dit nieuwe boek geleid. In de vijfenveertig jaar dat ik nu schrijf, heb ik de avonturen van mijn acht kleinkinderen en twee achterkleindochters vastgelegd: de vaak hilarische gebeurtenissen waarbij soms een enkel traantje weggepinkt werd. Toen ik in Steenwijk arriveerde en vernam dat Rick, de eigenaar van het oude Steenwijks Boekhuis, die mij jarenlang begeleidde als ik er in de Overijsselse velden op uittrok om mijn boeken voor te lezen, nu samen met zijn vrouw een grote, mooie boekwinkel in Steenwijk bezit, voelde ik een mengeling van emoties. Toen ik in de Meente arriveerde, waren er al een aantal boeken verkocht, waardoor mijn zenuwachtige gevoel langzaam verdween.
Lees ook:ย De beste wijn
Ik knapte ook erg op toen Mijnheer Kees en mevrouw Kees de verzorging op zich namen met heerlijke bloemkoolsoep en smakelijke broodjes. Mijn voornamelijk oudere damespubliek had allemaal hetzelfde grijze haar, wat ook al een paar jaar op mijn hoofd groeit. Er was een heerlijke oma in het publiek, die uit haar leven vertelde. Ze sprak over haar dochter, die nooit tijd voor haar had en alleen belde wanneer ze met de hond wandelde of in de auto zat. Op een dag had de dochter een momentje tijd om het laatste nieuws over het kleinkind te vertellen. Oma vroeg: “Hoe heet het kindje nou toch?” Waarop de dochter antwoordde: “Vaas. Het heet Vaas!” Toen hing de dochter alweer haastig op, oma achterlatend met een puzzel: “Heet mijn kleinkind nu Vaas? Vaas? Het is toch geen vaas?” Maar de dochter hing alweer gehaast op, haar moeder achterlatend met een vraagteken. Later bleek dat het een jongentje was, die ‘Faas’ heette, zoals Faas Wilkes!