De afspraak werd verzet. Tot twee keer toe. Rond de klok van twee zou Mme. Rennie Rijpma, hoofdredacteur van het Algemeen Dagblad, mij ophalen om de naar mij genoemde zaal in het nieuwe gebouw van het AD te bezichtigen.
We waren een beetje laat, er zou nog een Heer van Stand (wiens naam ik in the spur of the moment ben vergeten) op mijn komst wachten om mij fysiek de hand te drukken, dus we moesten opschieten.
En Rennie zocht nog naar een oliebollenkraam om met een oliebol het heugelijk feit van de ter naam stelling luister bij te zetten. Maar hoe snel Mme. Rijpma haar voiture zoekend liet rond rijden, er waren geen oliebollenkramen te bekennen.
Ten einde raad betraden wij het spiksplinternieuwe gebouw van het Algemeen Dagblad, dat bij binnenkomst uitgestorven leek, op twee dames in de entree na, die daar duidelijk hoorden.
Lees ook: Hoe kwam ik er toe columns te schrijven?
Ik was overdonderd door de enorme ruimte, die daar mijn naam droeg, zoals ik op de muur mocht lezen. Ik las ook een lijst met alle mensen, wier naam ook werd gebruikt voor weer een andere ruimte. Ik kon niet zo snel onthouden, wie allemaal ook werden genoemd. Ik onthield dus twee namen: Simon Carmiggelt en Donald Duck, twee coryfeeën van het Algemeen Dagblad.
Om dit heuglijk feit te vieren, bood Mme.Rennie, bij afwezigheid van de zozeer gezochte oliebol, mij een heerlijk chocolaadje uit eigen zak aan. Hetgeen mij het trotse gevoel gaf dat ik tot een rij van krantenjongens was toegetreden, die de mensen niet meer zullen vergeten.