Deze maand moeten we (de onnavolgbare commentaren en oneliners van) de bijzondere Johan Cruijff alweer 5 jaar missen. Mokum Magazine spreekt met sportjournalisten en vrienden van Cruijff. Vandaag: Wilfred Genee.
‘Mijn allereerste ontmoeting met Cruijff was de mooiste. Ik was junior verslaggever bij FilmNet, waar ook Arno Vermeulen en Sierd de Vos werkten. Voor de rubriek ‘Johan Spreekt’ werd Cruijff, die op dat moment trainer was bij FC Barcelona, een half uur lang geïnterviewd. Toen Arno en Sierd allebei waren verhinderd, mocht ik afreizen naar het grote Camp Nou. Bij aankomst kreeg ik van de perschef te horen dat Cruijff – die net een hartoperatie had gehad – hooguit 10 minuten voor me had, omdat hij naar de dokter moest. Toen ik hem erop wees dat we hadden afgesproken dat het item een half uur zou duren, riep hij dat het zinloos was om daarover nog verder in discussie te gaan. Ik liep het veld op, waar twee stoeltjes op de middenlijn waren klaargezet. Tot overmaat van ramp begonnen zo’n 10 mannen met bladblazers een gigantische herrie te maken. Waarop Johan het hele stadion doorliep om aan elke afzonderlijke schoonmaker in vloeiend Spaans te vragen of hij even stil kon zijn. Eenmaal terug vroeg ik hem als eerste of we ons zorgen moesten maken over zijn gezondheid. ‘Welnee, check-uppie, ik voel me kiplekker’, antwoordde hij. Tijdens het gesprek probeerde de perschef meerdere malen tevergeefs om Cruijff mee te krijgen, maar die praatte gewoon door. Na een half uur opname vroeg ik of hij het goed vond dat we er nog een bandje ingooiden. ‘Ja, natuurlijk!’ riep Johan. Wat denk je? Uiteindelijk hebben we twee uur lang gesproken…
Lees ook: Jack van Gelder over Cruijff: ‘Een fabelachtig en bijzonder mens’
Cruijff was een fantastische verhalenverteller. Niet alleen over voetbal, maar ook over gewone dingen. Bijvoorbeeld over alle geintjes die hij ooit had uitgehaald. Zo had hij ooit eens een paar muizen in de auto van Sjaak Swart verstopt. ‘Dus Sjaak rijdt op de Middenweg, kijkt onder zijn stoel en rijdt van schrik door een bushokkie heen!’, schaterde Cruijff, die het hele voorval met handen en voeten nadeed en zichzelf daarbij van de bank liet glijden.
Wat je wel vaker ziet bij mensen uit bijvoorbeeld het bedrijfsleven, zag ik ook bij Cruijff: juist iemand die op het allerhoogste niveau opereert en een uitblinker is in zijn vak, is vaak een heel relaxed en normaal persoon. Alles wat daar omheen hangt of ergens tussenin zit, doet zich vaak geforceerder en interessanter voor. Bij Cruijff was er geen enkele barrière, hij nam voor alles en iedereen de tijd en moest regelmatig door zijn begeleiding worden meegesleurd. Cruijff was ook nooit uitgeluld. Sterker nog, als ik hem tegenkwam, was het net alsof hij een afgebroken gesprek voortzette. En wat hij ook heel goed kon, was moppen tappen. Ik kan me nog herinneren dat hij vertelde over Sam en Moos, die elkaar tegenkwamen bij de Klaagmuur. ‘Hoe gaat het?’, vroeg Sam. Waarop Moos zegt: ‘ik mag niet klagen!’
Door de jaren heen is Cruijff geen spat veranderd. Hij bleef down-to-earth en de goedheid zelve. Zelfs in zijn laatste levensjaar had ik niet de indruk dat hij een zwaarmoedig mens was geworden. Tot op het laatste moment leek hij een lichtvoetig en onbezorgd leven te leiden en dat vind ik ontzettend knap. Ik kan het me bijna niet voorstellen dat het alweer vijf jaar geleden is dat hij overleed. Voor mij is Johan onsterfelijk.’
Interview Martijn van Stuyvenberg Foto Talpa/William Rutten