Wanneer mensen aan het personen- en familierecht denken, wordt vaak gedacht dat dit gedeelte van het recht enkel bestaat uit de alom bekende echtscheiding. Hoewel dit zeker het meest omvattende gedeelte van het personen- en familierecht is, kent dit rechtsgebied een grote veelzijdigheid.
Het personen- en familierecht gaat onder andere over afstamming en gezag- en omgang met betrekking tot minderjarige kinderen. Vooral dit laatstgenoemde gebied van het personen- en familierecht houdt de gemoederen nogal bezig. Je zou denken dat het getouwtrek met kinderen en de daaruit voortvloeiende familiedrama’s een doorn in het oog moeten zijn voor politiek Den Haag, maar met het nieuwe wetsvoorstel van de minister voor Rechtsbescherming lijken er alleen maar méér factoren bij te komen, die voor nóg meer geduw en getrek met de kinderen kunnen zorgen.
Vorige maand is door minister Weerwind een wetsvoorstel ingediend waarin hij de drempel wil verlagen voor grootouders om tot omgang met hun kleinkind te kunnen verzoeken. Hoe is dat nu eigenlijk geregeld?
‘In het huidige personen- en familierecht wordt gesteld dat het kind recht heeft op omgang met ouders of degenen tot wie het kind in een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ staat. Dit kunnen dus ook grootouders zijn. De rechter kan op verzoek van een grootouder een omgangsregeling vaststellen. Wanneer een grootouder een dergelijk verzoek bij de rechter doet, zal de rechter nagaan of de desbetreffende grootouder een nauwe persoonlijke betrekking heeft met het kind. Indien de rechter oordeelt dat daarvan geen sprake is, zal het verzoek niet in behandeling worden genomen.’
Welke factoren zijn van belang voor het aannemen van die ‘nauwe persoonlijke betrekking’?
‘De grootouder zal de rechter ervan moeten overtuigen dat er sprake is van meer dan het gebruikelijke contact tussen hem en het kleinkind. Hierbij zou je kunnen denken aan situaties waarbij de grootouders zeer regelmatig oppassen, of waarbij het kind bij de grootouders woont. Natuurlijk is het bij elke situatie anders, waardoor het voor grootouders lastig is om de ‘nauwe persoonlijke betrekking’ aan te tonen. De jurisprudentie hierover is namelijk nogal uiteenlopend.’
Lees ook: Conchita van Rooij: ‘Smetteloosheid is aan geen enkel mens toebedeeld’
De lat voor opa’s en oma’s om naar huidige wetgeving omgang met hun kleinkinderen te verzoeken, lijkt dus nogal hoog te liggen. En wanneer die lat eenmaal bereikt is, staan grootouders alsnog voor een opgave?
‘In het Nederlandse personen- en familierecht staat het belang van het kind altijd voorop, dus ook wanneer het om omgang met grootouders gaat. Als de rechter overtuigd is van de ‘nauwe persoonlijke betrekking’ tussen de grootouder en het kleinkind, kan de rechter alsnog beslissen om géén omgang tussen hen te laten plaatsvinden. Al zie ik in de praktijk dat dit enkel gebeurt bij uitzonderlijke gevallen.’
In het nieuwe wetsvoorstel wordt het wettelijke uitgangspunt dat een grootouder een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ heeft met het kleinkind. De drempel voor grootouders wordt dus met het nieuwe wetsvoorstel verlaagd. Hoe zie jij deze ontwikkeling?
‘Zoals ik merk tijdens mijn eigen werkzaamheden als advocaat is alles rondom gezag- en omgang een hot topic. Iedereen vindt er wel iets van, maar in de praktijk ligt het altijd genuanceerd. Zo ook in deze discussie. Enerzijds creëert de wetgever met dit wetsvoorstel een extra partij die op deze manier ervoor kan zorgen dat het kind klem komt te zitten tussen nog meer partijen. Anderzijds wordt er met dit wetsvoorstel recht gedaan aan de speciale band tussen grootouders en hun kleinkinderen. Al met al hoeven grootouders met dit wetsvoorstel letterlijk en figuurlijk minder op te passen.’