‘Ah, gelukkig: hij staat er nog. Huh, een blikje cola op de buddyseat? En een briefje?’
(briefje: ‘Zou je die kutscooter voortaan ergens anders neer willen zetten? Dank!’)
‘Hè bah, vast weer van dat werkloze zeikwijf dat hierboven woont en nog nooit het fatsoen heeft gehad om ook maar één keer gedag te zeggen. Het is weer maandag, hoor. En wat wonen we toch in een heerlijk gastvrije stad. Maar goed, eerst die plakkerige stinkhelm op. Even m’n oren recht leggen, want die klappen zoals altijd weer dubbel. Klein stukje over de stoep nog en dan de jungle in…’
(terwijl ik sta te wachten tot ik de weg op kan, word ik op m’n schouder getikt door twee handhavers die net nog een sigaretje stonden te roken en video’s zaten te bekijken op hun mobiele telefoons en vragen wat ‘we’ aan het doen zijn).
‘Ja ik snap dat ik in de weg sta met dat logge ding, maar hoe moet ik anders de weg op, meneer? Pfff, daar kom ik weer goed van af. Waarschijnlijk omdat ik ‘meneer’ zei. Normaal wordt ‘ie natuurlijk de hele dag aangesproken met ‘teringlijer’. Zo, we rijden. Hemelsbreed is het slechts driehonderd meter, maar met de nieuwe scooterregels doe ik daar 20 minuten over.’
(op de Brouwersgracht staat er voor een fietspad van slechts 15 meter een bordje dat snorscooters er géén gebruik van mogen maken).
‘Hè godverredomme, wéér omrijden, hoe dan?! Effe kijken… Oh, daarheen en dan rechts, rechts? Ja hallo, f*ck it, gewoon over dat lullige fietspad, dus. Túúrlijk, wat een kinderachtige lul voor me, gaat ‘ie expres nog even tegen de middenstreep rijden zodat ik er niet langs kan. Bah, wat flauw. En kijk die zure bek dan, tjongejongejonge en ja hoor, daar is het principiële vingertje weer. Hop – nu de rijbaan op. Lekker dat zonnetje, jammer dat ik zo’n benauwde helm op mijn hoofd heb. Moet je maar gaan lopen of fietsen, zeggen ze dan. Ja, ja, ja, ja…. Oei, Jezus Christus, wat een idioot, hij rijdt zo met een rotgang vlak langs me heen!’
(in de spiegel zie ik de volgende ongeduldige automobilist die zich gruwelijk zit op te winden en van achter zijn stuur een handgebaar maakt en een Subway broodje eet).
‘Wat een doodsangsten sta ik uit. Dit is toch ook niet wat je moet willen? Misschien moet ik nog even wennen, of zouden mijn rijkunsten nog te twijfelachtig zijn? Ik krijg de zenuwen. Doe ik het nou goed of niet? Ik snap er nog steeds geen reet van. Moest ik hier nou wel of niet op de rijbaan? En nou hebben ze al die regels wel ingesteld, maar wie controleert en evalueert nou eigenlijk of deze wel praktisch en juist zijn? Niemand, waarschijnlijk. Wat een kutzooi, dit, er is geen touw aan vast te knopen. Gelukkig, ik ben er! Even kijken: 18 minuten precies. Twee minuten winst. Morgenochtend maar even een column over schrijven…’
Martijn van Stuyvenberg
Hoofdredacteur Mokum Magazine